
proshots
Klassieke reflex leidt tot niets
Acht trainers in het Nederlandse profvoetbal werden dit seizoen weggestuurd. Het gros van hun opvolgers presteert volgens de koele cijfers beduidend slechter. Clubs laten zich veel te snel verleiden tot paniekvoetbal.
DOOR ROEL WICHE
SITTARD
Het was nog net niet de opening van het acht uur journaal, vlak voor de kerst, maar veel had het niet gescheeld: de aanstelling van Dick Advocaat als trainer van Sparta. Een gelouterde en gelauwerde coach die aan de slag ging bij een degradatiekandidaat, dat zou ongetwijfeld snel tot een revival op Het Kasteel leiden, zo was de algemene teneur. Maar voorlopig is van een wederopstanding niets te merken. Ondanks het invliegen van een half elftal nieuwelingen bungelt de traditieclub uit Rotterdam-West nog steeds onderaan. Sterker nog: Advocaat pakte gemiddeld minder punten per wedstrijd (0,50) dan zijn ontslagen voorganger Alex Pastoor (0,69).
Ook de reddingsoperatie in Twente van Gertjan Verbeek, eveneens een ervaren trainer, verloopt uiterst moeizaam. De eigenzinnige coach, in zijn jeugd fanatiek fan van de diep weggezakte club uit Enschede, won met zijn nieuwe ploeg slechts één van de vijftien wedstrijden. Ook hij presteert slechter dan zijn weggestuurde collega, René Hake: een moyenne van 0,53 contra 0,75.
Geen schokeffect
Veel méér dan de hand van de trainer bepalen het beschikbare budget en de kwaliteit van de spelers waar een club op de ranglijst eindigt.
Advocaat en Verbeek zijn dit seizoen in Nederland niet de enige troubleshooters die vergeefs een ommekeer proberen af te dwingen. Van de acht trainers in de eredivisie en eerste divisie die opzij werden geschoven, presteerden er zes beter dan hun opvolgers (zie kader). Alleen Erik ten Hag (van FC Utrecht naar Ajax) en René Hake (ingestroomd bij Cambuur) konden de prestatiecurve ombuigen, zij het slechts lichtjes. Van een schokeffect is nergens sprake, zowel niet in de top als in de kelder.
Voetbal is uiteraard veel meer dan koele statistieken, maar deze cijfers bevestigen wel een beeld dat door veel onderzoeken gesteund wordt: een geforceerde trainerswissel heeft zelden het gewenste resultaat. Soms is er sprake van een korte opleving, maar op de langere termijn is het effect vaak nihil. Veel méér dan de hand van de trainer bepalen het beschikbare budget en de kwaliteit van de spelers waar een club op de ranglijst eindigt. De invloed van een coach is beperkt tot een klein percentage, afhankelijk als hij is van vaak onvoorspelbare factoren. Alleen de trainers die in dat proces het verschil kunnen maken, tonen hun meerwaarde.
De praktijk leert dat veel voetbalbestuurders daar anders over denken. Een onrealistisch verwachtingspatroon en druk van de buitenwereld leiden vaak tot emotiemanagement waarin de trainer als eerste geslachtofferd wordt. Clubs die zich niet laten verleiden tot deze klassieke reflex vinden niet zelden het gelijk aan hun zijde. PSV hield ondanks een desastreuze start van het seizoen vertrouwen in Phillip Cocu. Hij smeedde de Eindhovense ploeg tot een sterk collectief, dat hard op de landstitel afstevent. Ajax zette Marcel Keizer aan de dijk en kan met zijn opvolger Erik ten Hag het gat niet dichten, hoewel elke kenner ziet dat in de Arena de beste individuele spelers lopen.
In de onderste regionen houdt Roda JC zijn trainer vooralsnog in het zadel, ook al groeit de druk op de schouders van Robert Molenaar. Het turbulente verleden zou de Kerkradenaren genoeg leergeld moeten bieden. De club versleet de afgelopen vier jaar zeven (interim-)coaches, maar vecht nog steeds tegen degradatie. Wéér een trainer voortijdig op straat zetten, zou slechts symptoombestrijding zijn. Molenaar is niet feilloos, maar moet een faire kans krijgen om zijn werk af te maken. Zijn collega’s in Rotterdam-West en Enschede kregen die kans niet. Het heeft Sparta en FC Twente niet gebracht waarop ze hoopten.
wo 28 februari 2018 om 06:16 - 28 februari 2018 om 06:16 # 5034